Het investeringscomité staat in voor de uitvoering van het beleggingsbeleid. Het zorgt ervoor dat uw pensioengeld deskundig wordt belegd door professionele fondsbeheerders. En het stuurt de portefeuille bij als de marktomstandigheden veranderen.
Het investeringscomité bestaat uit Koen De Schutter (CFO water-link) en Jan Leroy (onafhankelijk beleggingsexpert). Ze worden bijgestaan door een fiduciair adviseur aangesteld door de raad van bestuur.
Elke drie jaar maakt het comité een SIP-ontwerp en legt dat ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur en de algemene vergadering. Hierin staan de richtlijnen waaraan het pensioenfonds, en dus ook het investeringscomité, zich moeten houden.
Het investeringscomité en de fiduciair adviseur organiseren jaarlijks een strategisch investeringscomité. Samen met de bestuurders van het pensioenfonds bespreken ze de portefeuille in detail. En ze belichten enkele belangrijke structurele thema’s, zoals duurzaam beleggen en de organisatie van de vastgoedportefeuille. Daarvoor nodigen ze ook externe experts of beheerders uit.
Tijdens de maandelijkse vergaderingen van het investeringscomité worden de diverse beleggingen en hun rendement grondig geanalyseerd. Als de situatie op de financiële markten dat vereist, worden aanpassingen doorgevoerd. Dat gebeurt steeds binnen de richtlijnen van de hogervermelde SIP.
Voor het beheer van de klassieke beleggingen (hoofdzakelijk aandelen en obligaties) selecteert het investeringscomité externe fondsen- of vermogensbeheerders. Zij moeten verantwoording voor hun beleid afleggen aan het comité en worden jaarlijks geëvalueerd (zie verder).
Voor enkele specifieke investeringen of desinvesteringen heeft het investeringscomité alleen een adviserende rol. Het is dan de raad van bestuur die de finale beslissing neemt. Dat is het geval bij alternatieve (= niet-beursgenoteerde) activa:
- private equity en direct vastgoed
- individuele leningen en bedrijfsobligaties (worden stelselmatig terugbetaald en/of afgebouwd)
- verkoop van eigen vastgoedvennootschappen
In dergelijke gevallen stelt het comité een uitgebreid investeringsdossier op met alle voor- en nadelen van de potentiële belegging.
Ten slotte stelt het comité elk jaar een evaluatienota op over de vermogens- en fondsenbeheerders. Daarbij evalueert het investeringscomité in de eerste plaats hun beleggingsprestaties. Maar ook hun dienstverlening en kostenstructuur wordt kritisch bekeken, net als het betrokkenheidsbeleid voor wat de beursgenoteerde aandelenfondsen betreft. Die nota gebruikt de raad van bestuur als leidraad bij de evaluatie van de externe dienstverleners.